We hebben niet kunnen vaststellen dat hij hier woont: Kabouter Spillebeen. Maar hij zou hem mooi hebben gevonden, deze rode bolle hoed met witte stippen.
Wij kwamen hem op vrijdag 22 oktober tegen op onze vijfkilometer wandeling.
Het is herfst en dus niet uitzonderlijk paddestoelen te zien.
Uit het ondergrondse schimmeldradennetwerk (mycelium) groeit een paddestoel. Wat schimmels nodig hebben om te groeien is organisch materiaal. Met alle dode bladeren is dat in de herfst in voldoende mate aanwezig.
Daarbij is een vochtige herfstgrond van belang voor het mycelium.
Paddestoelen bestaan voor het grootste gedeelte uit water. Ze zijn gevoeliger voor uitdroging dan planten. Doordat het aardoppervlak in de herfst minder warm wordt, blijft het langer vochtig.
De paddestoel "rood met witte stippen" is een vliegenzwam, die we tegenkwamen op de Jan Gijzenkade.
Er naast stond een iets oudere soortgenoot waarvan de omhoog gekrulde hoed klaar was de sporen (zaden) uit de plooien de vrijheid te geven.
Kabouter Spillebeen is de hoofdpersoon uit een kleuterversje dat we 65 jaar geleden op de kleuterschool leerden. Soms kon hij wat erg wild op zijn paddestoelen wippen. "Krak zei toen de paddestoel".
Dat was bij enkele exemplaren op de Jan Gijzenkade ook wel te zien. Die waren geknakt en gehavend. Hij moet hier dus toch echt wel ergens wonen.